Een retroprojector, dat heb ik nodig. Wanneer ik een les organiseer en er komt iemand spreken en die vraagt om een retroprojector, dan probeer ik dat zo goed en zo kwaad mogelijk te regelen. Ook al gebruikt niemand nog retroprojectors - ik regel dat.
Ruim op tijd heb ik die email verstuurd - het zou maar eens een njet moeten geweest zijn. Fast forward naar een paar dagen later. Om half 12 ik dus naar het Bureau van de Man van de Retroprojectors. Is er niet. Gelukkig zijn er aan het bureau-eiland nog drie behulpzame collega's. Ik klop, ga binnen en leg de toedracht van mijn komst uit.
- "Voor wát bent u hier?!" Alleen al van het horen van de vraag moet collega B. duidelijk even bekomen. Hij kijkt mij aan alsof ik rechtstreeks van Mars zijn bureau kwam binnengezoefd. Waarschijnlijk komt hier nooit iemand iets vragen. Of toch niet zoiets onaards moeilijk.
- "Ik kom een retroprojector afhalen. Ik heb daar eergisteren voor gemaild."
- "Een wát?"
- "Een retroprojector, zo'n *beeldt uit* ... ding. Ze staan in de berging."
- "In de berging?" (Ja, want elke stelling die ik poneer moet in vraagvorm herhaald worden.) "N., weet jij die retroprojectors staan?" (Dit probleem was duidelijk te groot voor één werknemer om op te lossen, de collega moest mee nadenken.)
- "Neen, B., geen idee. We moeten eens naar *afwezige collega* P. bellen. Heb je zijn nummer? Moet ik zijn nummer dicteren? Wacht, ik zal het nummer opzoeken."
- "Nee, is goed, ik heb het al." B. telefoneert lange tijd met collega P. en werpt met toenemende intensiteit zorgelijke blikken in mijn richting terwijl hij op een balpen bijt en dingen prevelt als "Uhu. Hmmm. Uhu. Ja. Nee? Uhu." Dan keert hij naar mij: "Ik vrees dat er een misverstand is. Collega P. zegt dat we geen retroprojectors hebben."
- "In zijn mail zei hij nochtans dat de retroprojectors in de berging stonden."
- "Hij bedoelde beamers. Sorry, we kunnen u niet helpen."
En daar sta ik dan. Zonder retroprojector en met een les binnen minder dan vier uur. Ik pijnig mijn hersenen over mijn volgende move in deze puzzel. Plots flitst er een lokaal door mijn hoofd dat in die flits over een retroprojector beschikt. Ik ren onmiddelijk naar het lokaal in kwestie... en ja hoor, daar staat-ie te blinken. Probleem opgelost, denk ik opgelucht. Het is nu enkel nog een kwestie van het verhuizen van de retroprojector van dit lokaal naar het leslokaal. Ik weet niet helemaal zeker of infrastructuur verhuizen mag, of ik daar misschien formulieren voor moet invullen en aangetekend moet opsturen, maar het is mijn enige plan. Ik neem de retroprojector vast en hef. Het ding zit vast. Harder trekken, nog steeds vast. De retroprojector zit vast aan de tafel. Vast. Aan. De. Tafel. En die tafel kan niet door de deur. Ik heb iemand nodig die een retroprojector van een tafel kan losmaken.
Even later, terug op bureau. Ik vind in de interne telefoonboek een verwijzing naar de dienst 'Multimedia-apparatuur in Auditoria' en dat lijkt exact wat ik nodig heb. (Die dienst bestaat echt. Soms is het leven een boek van Willem Elsschot.) Eerste contactpersoon is B., die mij eerder vandaag niet kon verderhelpen. Hem ga ik dus niet bellen om de retroprojector los te maken van de tafel. Er staat dat in geval van afwezigheid van de eerste contactpersoon, volgende cascade moet worden gevolgd met daarna nog drie namen. Ik telefoneer de cascade af - niemand neemt op. Misschien is de hele wereld in lunchpauze. Misschien nemen ze binnen een kwartier wél op. Nee, ze nemen niet op.
Misschien is mijn telefoon kapot.** Even naar mijn moeder bellen.
- "Dag mams, ik bel even om te kijken of mijn telefoon nog werkt."
- "Welaan dan, hij werkt."
- "Doei, mams."
Mijn moeder nam op. Mijn telefoon is niet kapot. Dit is het moment waarop ik in schaterlachen ben uitgebarsten en vervolgens met grote snikken heb gehuild boven een post-itje vol telefoonnummers en -gedroedel.
Lang verhaal kort: er stond ergens nog een retroprojector in een vervallen kast een verdieping hoger. Ik heb het ding drie verdiepingen naar beneden gezeuld en vervolgens in een ander gebouw drie verdiepingen omhoog. Ik heb verlengkabels gezocht en een wit scherm gemonteerd om op te projecteren. Ik heb hemel en aarde verzet voor een toestel... dat het foute bleek te zijn. (Echt waar, ik wéét zelfs niet wat er dan wél nodig was.) We hebben ons beholpen met de beamer, en ik heb daarna mijn moeder gebeld.
* Wat een afgrijselijke afkorting. Gebruik ik nooit wegens echt echt lelijk.
** Dat zou kunnen. Mijn telefoon kan bijvoorbeeld ook niet naar het buitenland bellen. De telefoons aan de andere kant van de gang kunnen dat wel, maar de mijne niet. Ik heb dat proefondervindelijk... ondervonden.
"Geachte blabla, ik ben op zoek naar, kunnen jullie mij helpen, ik heb een retroprojector/overhead projector/dink nodig op die locatie om dat uur. Vriendelijke groeten, ik."
***
"Beste, ja hoor, ze konden mij zeker helpen, retroprojectors in de berging, ik moest er maar eens omkomen tussen dat en dat uur op die locatie. Graag gedaan, mvg*, P."
Ruim op tijd heb ik die email verstuurd - het zou maar eens een njet moeten geweest zijn. Fast forward naar een paar dagen later. Om half 12 ik dus naar het Bureau van de Man van de Retroprojectors. Is er niet. Gelukkig zijn er aan het bureau-eiland nog drie behulpzame collega's. Ik klop, ga binnen en leg de toedracht van mijn komst uit.
- "Voor wát bent u hier?!" Alleen al van het horen van de vraag moet collega B. duidelijk even bekomen. Hij kijkt mij aan alsof ik rechtstreeks van Mars zijn bureau kwam binnengezoefd. Waarschijnlijk komt hier nooit iemand iets vragen. Of toch niet zoiets onaards moeilijk.
- "Ik kom een retroprojector afhalen. Ik heb daar eergisteren voor gemaild."
- "Een wát?"
- "Een retroprojector, zo'n *beeldt uit* ... ding. Ze staan in de berging."
- "In de berging?" (Ja, want elke stelling die ik poneer moet in vraagvorm herhaald worden.) "N., weet jij die retroprojectors staan?" (Dit probleem was duidelijk te groot voor één werknemer om op te lossen, de collega moest mee nadenken.)
- "Neen, B., geen idee. We moeten eens naar *afwezige collega* P. bellen. Heb je zijn nummer? Moet ik zijn nummer dicteren? Wacht, ik zal het nummer opzoeken."
- "Nee, is goed, ik heb het al." B. telefoneert lange tijd met collega P. en werpt met toenemende intensiteit zorgelijke blikken in mijn richting terwijl hij op een balpen bijt en dingen prevelt als "Uhu. Hmmm. Uhu. Ja. Nee? Uhu." Dan keert hij naar mij: "Ik vrees dat er een misverstand is. Collega P. zegt dat we geen retroprojectors hebben."
- "In zijn mail zei hij nochtans dat de retroprojectors in de berging stonden."
- "Hij bedoelde beamers. Sorry, we kunnen u niet helpen."
En daar sta ik dan. Zonder retroprojector en met een les binnen minder dan vier uur. Ik pijnig mijn hersenen over mijn volgende move in deze puzzel. Plots flitst er een lokaal door mijn hoofd dat in die flits over een retroprojector beschikt. Ik ren onmiddelijk naar het lokaal in kwestie... en ja hoor, daar staat-ie te blinken. Probleem opgelost, denk ik opgelucht. Het is nu enkel nog een kwestie van het verhuizen van de retroprojector van dit lokaal naar het leslokaal. Ik weet niet helemaal zeker of infrastructuur verhuizen mag, of ik daar misschien formulieren voor moet invullen en aangetekend moet opsturen, maar het is mijn enige plan. Ik neem de retroprojector vast en hef. Het ding zit vast. Harder trekken, nog steeds vast. De retroprojector zit vast aan de tafel. Vast. Aan. De. Tafel. En die tafel kan niet door de deur. Ik heb iemand nodig die een retroprojector van een tafel kan losmaken.
Even later, terug op bureau. Ik vind in de interne telefoonboek een verwijzing naar de dienst 'Multimedia-apparatuur in Auditoria' en dat lijkt exact wat ik nodig heb. (Die dienst bestaat echt. Soms is het leven een boek van Willem Elsschot.) Eerste contactpersoon is B., die mij eerder vandaag niet kon verderhelpen. Hem ga ik dus niet bellen om de retroprojector los te maken van de tafel. Er staat dat in geval van afwezigheid van de eerste contactpersoon, volgende cascade moet worden gevolgd met daarna nog drie namen. Ik telefoneer de cascade af - niemand neemt op. Misschien is de hele wereld in lunchpauze. Misschien nemen ze binnen een kwartier wél op. Nee, ze nemen niet op.
Misschien is mijn telefoon kapot.** Even naar mijn moeder bellen.
- "Dag mams, ik bel even om te kijken of mijn telefoon nog werkt."
- "Welaan dan, hij werkt."
- "Doei, mams."
Mijn moeder nam op. Mijn telefoon is niet kapot. Dit is het moment waarop ik in schaterlachen ben uitgebarsten en vervolgens met grote snikken heb gehuild boven een post-itje vol telefoonnummers en -gedroedel.
Lang verhaal kort: er stond ergens nog een retroprojector in een vervallen kast een verdieping hoger. Ik heb het ding drie verdiepingen naar beneden gezeuld en vervolgens in een ander gebouw drie verdiepingen omhoog. Ik heb verlengkabels gezocht en een wit scherm gemonteerd om op te projecteren. Ik heb hemel en aarde verzet voor een toestel... dat het foute bleek te zijn. (Echt waar, ik wéét zelfs niet wat er dan wél nodig was.) We hebben ons beholpen met de beamer, en ik heb daarna mijn moeder gebeld.
* Wat een afgrijselijke afkorting. Gebruik ik nooit wegens echt echt lelijk.
** Dat zou kunnen. Mijn telefoon kan bijvoorbeeld ook niet naar het buitenland bellen. De telefoons aan de andere kant van de gang kunnen dat wel, maar de mijne niet. Ik heb dat proefondervindelijk... ondervonden.