Quantcast
Channel: ZegMaarDomi
Viewing all 57 articles
Browse latest View live

650 ml cocoonen

$
0
0
Mijn bloedschuld aan de mensheid (een zakje of vier, vijf) is na die kritieke zomer van 2009 onderhand wel vereffend. Nu geef ik gewoon bloed
- om credit op te bouwen voor de volgende keer dat mijn leven ervan afhangt
- omdat er bloed- en plasmatekorten zijn, en geen kleine
- omdat ik een steengoed mens ben

en dan nog liever plasma
- omdat dat langer duurt
- en er geen betere plek is om een uurtje te cocoonen dan geketend aan een plasmacentrifuge in het bloedtransfusiecentrum. Ik meen het, het is daar gezellig. You should try it some time, jij gezonde persoon daar tussen de 18 en pensioenleeftijd.

Welke arm? Links. Waar ik wil zitten? Op een plekje vanwaar ik die verdomde plafond-tv niet hoef te zien. Ik kom om te cocoonen en Het Journaal interesseert mij niet. Het Weer nog veel minder. (Ik slaag er voorwaar niet in om ook maar enige informatie te puren uit een weerbericht. Ik hoor dat, ik vergeet dat. Soms vraag ik aan mensen wat voor weer het gaat zijn. Meestal word ik nat en/of vergeet ik mijn zonnebril en/of handschoenen.)

Naald steken, boek erbij, oortjes in, en niemand kan mij nog wat maken. Ik lees Borderline Times van Dirk De Wachter want je weet wel, men moet dat gelezen hebben. En ook omdat ik nu eindelijk wel eens wil weten of het aan mijn hoofd ligt of aan de maatschappij waarin dat hoofd moet functioneren. Over halfweg ben ik alvast van de idee verlost dat er wat mis is met mij. (Wij twintigers hebben standaard existentiële crisissen. En dat is niet terecht. Of wacht, toch wel. Of niet. Of wel. Crash.)

Ik lees over de toename van geweld in al zijn soorten, ik lees over hoe we blijkbaar met z'n allen de pedalen kwijt zijn. Ik probeer kritisch te blijven voor de beschrijving van fenomenen die slechts rakelings deel uitmaken van mijn leefwereld, mijn cocon.
Het is in de plasmastoel, tussen de Cecemels en de Lotuskoeken en de emmers medisch afval, dat het mij binnenvalt dat we ook maar proberen een coconnetje te bouwen. Maakt niet uit waar. Maakt niet uit wat de randomstandigheden zijn. Een plek vol warmte, met mensen en spullen en bezigheden die reflecteren wie wij zijn, die het beste in ons bovenhalen en waarin we ons thuis en goed voelen. We bouwen het tussen het puin van iedereen die ons daar ooit in voorging en we bouwen het mooi.

Simpel is het nochtans niet. Ik ben meer bezig alle gaten in mijn cocondak te dichten dan dat ik, coconceptiongewijs, tijd heb om in mijn grote bubbel van een leven in mijn cocon van een Egg Chair te zitten en iets gezelligs te doen, weet ik veel, een trui te breien. Het hele spel staat permanent op instorten, maar blijven plamuren zullen we.

Het contrast was nogal groot, tussen het boek dat ik las en de ruimte waarin, tussen de warmte van het moment daar en dan, en de ijzige baxtervloeistof die druppelgewijs 650 ml plasma in mijn aders verving. De cocon van een bloedtransfusiecentrum is perfect als je enkel die warmte meeneemt naar huis. Mensen stralen er. You should try it some time.

ldvd-lasagne

$
0
0
Joepie. Lasagne maken. Het is bijna acht uur. We beginnen er weer ruim op tijd aan. We, dat is koninklijk meervoud voor ik. En we, we zijn vandaag een beetje gefrustreerd op liefdesvlak. Maar ook hoopvol, want het leven is aan de hopenden. Wij, dat is vandaag ik en de verlorenheid. We hebben wijn gekocht! Niemand drinkt ooit op ongeluk!

Alle ingrediënten in huis, niets fundamenteels vergeten kopen in de Delhaize. Dat is overwinning nummer één. Het kan eigenlijk alleen bergaf vanaf hier. Fles wijn alvast openen, laten 'chambreren' of hoe heet dat enz. Ook alvast voorproeven. Hmmm, goeie wijn.

Gehakt bakken in olijfolie. Niet laten aanbranden, we herhalen, niét laten aanbranden. Ajuinen fijnsnipperen. Fijnsnipperen met mijn hakmes op de hakplank. Hak hak hak. Knoflook idem. Pletten die knoflook. We pletten hem helemaal kapot. Kapot zeg ik u. En geen twee teentjes, maar een derde en een vierde zelfs, want we wonen toch maar alleen met onszelf en helemaal niemand anders en we hoeven niemand te kussen. Ooit.

Snij de kontjes van de wortels. Jeroen Meus is ene voze peet. Nee, wortels en courgetten fijn snijden met het grote hakmes is niet ons ding. Brunoise, we zijn daar precies niet zo goed in. Dikke brokken. Saus met karakter! Wat voor een woord is dat nu ook, brunoise. Chique keukentaal voor hakken maar.

Verse basilicum. Jup. Hebben we staan op het balkon. Verse basilicum met uitlaatgassen en stadsroet op. Heerlijk, zo'n beetje stadsroet in mijn lasagne. De wereld is een donkere plaats, mogen we ons eten navenant klaarmaken alstublieft.

Nee maar, serieus, het is echt goeie wijn. Egt goiee wjinn, man. Goeie wijn is als goeie mannen (!): ... wacht ze                (sttt laat mij hier nog even over denken).

Gedroogde Provencaalse kruiden toevoegen en iets dat 'sambal' heet. Djeezes, Meus, wat denkt gij wel dat wij allemaal in onze keukenkast hebben staan?! Aha, de volgende stap is wijn. In wijn zijn we wel goed. Er zit nog genoeg in de fles. Een deciliter toevoegen. Eén deciliter maar? Geut. Nog een geut. Ja, zo is het ongeveer goed. Nog een kleeeeeein geutjeeeee             en inkoken maar. Maar ook niet te lang. Beetje snuiven aan de kookpot. Kookpot ruikt naar alcohol. Kookpot ruikt naar op café zitten met hem. Kookpot ruikt naar een parallel universum waar ldvd-lasagne niet bestaat.

Roux maken. Nog iets dat we goed kunnen. Zodra je een lekkere biscuitgeur ruikt, schenk je de melk in de pot. We ruiken geen biscuitgeur. In onze neusgaten zit alcohol. In onze aders ook, maar niet zo veel als je zou denken. Hihi.

Halve kilo kaas toevoegen om kaassaus te maken. Het is niet dat we een lijn hebben om op te letten ofzo. Het is niet alsof er iemand op ons aan het wachten is in het universum van de gelukkige verliefde mensen die mager willen blijven. Glas is weeral leeg. Hoe kan dat glas nu weeral leeg zijn. Ligt waarschijnlijk aan grootte van glas. Inschenken.

Jezus Christus, goeie wijn. Die mens wist wat hij dronk tijdens zijn avondmalen! Niemand heeft seks nodig, ooit, als er wijn is als deze (en chocolade, in de koekenkast, maar dat past even niet in de context). Mmmm, gulp gulp!

Laagjes maken in ovenschotel. Tomatensaus, lasagnevellen, kaas, lasagnevellen, tomatensaus, tomatensaus. Dat was twee keer tomatensaus. We hebben blijkbaar iets fout gedaan. Oooooh jee dat is een dikke laag tomatensaus. Véél te veel tomatensaus. Lasagnevellen tussenschuiven. Oh boy. Dit is niet hoe het moet. Tomatensausvingers. Aflikken. Keukenkastdeur vol tomatensaus.

Voorverwarm oven. Lap, vergeten. Het is half tien en eigenlijk hebben we geen honger meer. We zouden kunnen slapen. Ja, slapen, dat klinkt als een goed idee. Nu je het zegt, een beetje slaperig zijn we er wel van geworden, van dat gekook. Van Jeroen mag dat, slapen. Van Jeroen mogen we een dutje doen in de zetel en morgen de lasagne afbakken, als we er maar vershoudfolie overtrekken. Vershoudfolie, dat is altijd een leuk gevecht. Want we hadden nog niet genoeg gevochten tegen het ldvd vandaag. Er is altijd plaats voor een extra gevecht.

Op zetel gaan liggen, oogjes vallen dicht. Op het aanrecht staat de wijnfles wees te wezen. Even recapituleren. Eén fles wijn min één deciliter in de saus... is... euhm. Oeps.

now and for all time

$
0
0
i'll take this thing by the throat
and walk away
let's
let's kill it
crush it
swipe it
forget it

they say it's a small country
but i drove all night and didn't see the end of it
i drove until my car hit waves
i could have gone further
the water painless with immense distance

i feel incapable of seeing the end
i feel incapable of saying it's over

i waited for you
you had your leaving clothes on
there was no show
your lies were shining off you

i have sprayed you, them into my eyes
a waste of time
a waste of fear

blink

do it again, again
until you unfocus them away

close eyes open, close again
blink
feel as my body spells it out

breathe in, exhale
i've poked a nerve
it'll slap me like a whale slaps the sea

last time i checked
i'll be listening until you decide
slowly moving to the back of my mind
now and for all time

though no one does and neither do you
i care
i'll be so thankful when you let go

go on then
drive
make the sound
the sound the sea makes
to calm me down





[text inspired by Skins Rise episode 2; Christine by Ozark Henry; Gone by Lianne La Havas; Night Sky, Tether and By The Throat by CHVRCHES; Taro, Bloodflood, Dissolve Me and MS by Alt-J and a guy with no car in a city with no sea]

Konijn met appelmoes (1)

$
0
0
Een donderdagavond. S. heeft nog konijn op overschot (dood konijn, al klaargemaakt met champignons enz.). Of ik geen zin heb om bij haar konijn te komen eten na het werk. Yolo, en een half uur later begeven we ons naar de Brusselse rand, richting konijn met appelmoes (en een fles goeie witte wijn uit de frigo van haar ouders en vrouwengeklets en gezelligheid).

(...)

Een paar uur later, konijn verteerd, wijn gedronken, moet ik terug naar Gent geraken.
Ik voer je wel naar station Ternat, zegt S.
Helemaal niet nodig, ik vertrek vanuit het dichterbije Brussel-Noord, zeg ik. Bovendien vind ik dorpsstations zo kleinburgerlijk, doe mij maar een groot met veel aansluitingen en veel perrons.
Ik hou niet zo van die buurt, zegt S.
Quatsch, roep ik, we hoeven niet bang te zijn. We mogen niet bang zjin, dat druist in tegen zowat elk principe dat we als vrouwen moeten hebben. (Symbolisch klop ik daarbij met mijn vuist op tafel.) We zullen de auto langs binnen vergrendelen. Handtassen op de passagierszetel laten rondslingeren zal sowieso niet lukken want ik zit daar.

Zo gezegd zo gedaan. Ik weiger bang te zijn van mijn hoofdstad. Misschien zal dat duren totdat er me iets overkomt, of iemand die ik graag zie iets overkomt, maar er is geen reden om aan te nemen dat ik ze moet knijpen, gewoon zomaar. Dan heb je bij voorbaat al verloren.

Denken dat Brussel tegen elf u 's avonds wel al wat gekalmeerd is, blijkt uiteraard utopisch. Kan S. zich vier uur eerder nog verbazen over de hoeveelheden auto's die in karavaan, lichten aan, Brussel uitrijden —het stopt gewoon niet, zegt ze, en ze passeert daar elke dag opnieuw—, dan is het in de pikkedonker in het centrum weinig beter. De tunnels van de binnenring zijn afgesloten voor onderhoud, en de wegen erbovenop al zodanig afgesleten dat je de wegmarkering er maar beter gewoon bij kan denken. Auto's gaan alle kanten op, en we rijden een paar keer verkeerd. Onderweg zien we
- een man in een camionette die naast ons voor het rood licht staat en gretig zijn raam aflikt bij het zien van twee jonge vrouwen in de wagen naast hem — en het wordt maar geen groen;
- een gesloten asielcentrum — ik probeer het te snappen maar het lukt niet helemaal;
- feestjes en ambiance bij Tour & Taxis, fijngeklede mensen en lachen en drinken;
- een vrouw in een rokje dat zelfs geen moeite doet om haar achterwerk te bedekken in het passagiersraam hangen van een grote terreinwagen — geld in ruil voor diensten.

Of ik haar al wat meer geloof ondertussen, polst S. Ik zeg: ik weiger. Ik woon in een stad die slaapt's nachts, stel je voor, en vind de idee achter Brussel in contrast best wel cool.

En toch. Bij aankomst in Brussel-Noord klamp ik mijn handtas net iets dichter tegen me aan. Ik beslis om in de felverlichte inkomhal te wachten op de trein in plaats van op perron 9. Er gaat een rilling over mijn ruggengraat naar beneden wanneer een man net iets te dicht naar mijn mening langs mij heen wandelt. Ik zoek naar andere vrouwen die alleen op pad zijn iets voor middernacht in Brussel-Noord, maar geraak weinig verder dan een bende halfdronken vriendinnen die aan het uitgaan zijn. Ik vraag me, puur theoretisch, af of er iets is dat ik zou kunnen doen mocht iemand me lastig vallen. Ik denk niet dat ik iets zou kunnen doen. Ik zou fysiek niet sterk genoeg zijn. Ik zie
- daklozen, zoveel daklozen;
- kinderen die allang in hun bed moeten liggen;
- twee mannen naar mekaar lopen in de gang van het station, stoppen, iets uitwisselen, en snel terug verderwandelen — geld in ruil voor drugs.

S. belt me terwijl ik naar de gele treinborden kijk om te vragen of ik goed terecht ben, hoewel ik vijf minuten eerder nog met haar in een auto zat. Ik wil niet bang zijn. Ik ben niet bang. Ik zeg dat ze haar handtas niet op de passagierszetel moet leggen.

Ik kijk naar passanten zoals zij dat doen naar vrouwen in die film —hoe heet hij— Femme de la rue. Gaat er iemand op me afkomen en zo ja, wat gebeurt er dan? Misschien komt er niémand op me af, en wat zegt dat dan over mij?!
Ik vraag me af wat ik zou doen wanneer het écht zo erg zou zijn. Ik vraag me af of ik zou blijven wonen waar mensen mij aandoen wat er in die film gebeurt. Ik denk obsessief na over mogelijke scenario's, en er is niet eens iets aan het gebeuren, hier vannacht in Brussel-Noord.

(...)

Mijn grootmoeder verbood mij vroeger ten stelligste in het donker door de velden van Zele naar Berlare en terug te fietsen wanneer de maïs hoog stond. Ik heb het beeld nooit van me kunnen afschudden dat er verkrachters in de maïs zitten, die in een vlotte beweging over de gracht springen, je van je fiets sleuren en hun ding doen. (Ik fiets nog steeds heel snel door maïsvelden als ik er zie.)

Waarom was het nodig om dat zaadje te planten in mijn hoofd? Dat jonge vrouwen niet veilig zijn wanneer ze alleen op pad zijn? Waar ergens en waarom ben ik de onbevangenheid verloren die kleine kinderen zo nieuwsgierig maakt naar de wereld, zo roekeloos, zo onbevangen en vrij?

(...)

Het is pas op de trein dat ik terug tot bedaren kom. Naar mijn stad die al slaapt. (Maar slaapt ze echt?) Tot zover weigeren om bang te zijn.

Perron 9 - Voie 9 (2)

$
0
0
Eerst gebeurde dit.

Dus. Ik sta na een avondje konijn eten weinig op mijn gemak, beducht haast, om me heen te loeren op het druilerige perron 9 in Brussel-Noord, wachtend op een laatavondtrein naar Gent.

Uit verveling valt mijn oog op het elektronische bord bovenaan het spoor. Het kondigt de trein aan. Ik kijk nog eens. Het kondigt de trein aan, en het doet dat uitsluitend in het Frans. Ik besef dat mijn tweede keer kijken er enkel kwam vanuit een heel ver knagend gevoel, echt heel ver, haast te ver om er eigenlijk iets mee te doen. Maar goed, ik heb het opgemerkt, en zelfs wanneer ik wacht totdat de aankondiging drie keer na mekaar over het scherm is gerold, heb ik alleen nog maar gemeentenamen gezien waarvan ik niet eens wist dat er een Franse vertaling bestond. Vervolgens valt de contemplatie niet meer te stoppen.

Ik bedenk hoe vertrouwd die taal aanvoelt. Er komt geen vertalen, geen nadenken aan te pas. Ik lees dat Frans als mijn eigen taal, dank u maatschappij, voor onderwijs. Nochtans durf ik er soms een punt van maken om mijn Nederlands te uiten in Brussel. Ik hou van Nederlands. Omdat ik taal zo'n belangrijke indicator van cultuur vind en cultuur een uitdrukking van mijn bestaan, van mijn bestaansrecht en relevantie. Omdat ik vind dat Frans én Nederlands hun plaats hebben, moeten hebben, in België, en in mijn hoofdstad bij uitstek. Omdat ik wil dat mijn broer die niet goed Frans spreekt ook treinborden kan lezen en dingen kan kopen in Brusselse winkels.

Het switchen van taal in een tweetalige hoofdstad is niet iets wat ik principieel verafschuw. Ik word gewoon niet graag in het nauw gedreven. Laat Frans iets zijn waarover we overeenkomen, niet iets wat me word opgedrongen bij gebrek aan alternatief. Als de bereidheid van twee kanten komt in mijn tweetalige hoofdstad, maakt het me geen zak uit in welke taal of met welke gebaren we communiceren, maar de bereidheid wil ik wel graag zien. Tweetalige ikke, tweetalige jij.

Het treinbord toont niks geen bereidheid. En als zelfs een treinbord het niet doet, als zelfs een treinbord van een trein die naar Vlaamse steden rijdt het niet doet, hoe kan je het dan van een mens verwachten. Slordig.

En omdat ik vind dat wetgeving er is om nageleefd te worden. (Als juriste ben ik nogal principieel over het toepassen van regels in het algemeen. Zijn de regels verkeerd, laten we ze dan democratisch aanpassen, maar het houdt geen steek om een bepaalde wet door het parlement te jagen om hem vervolgens onder invloed van politiek getouwtrek en het geroep van de luidste verontwaardigde compleet anders te gaan toepassen. Taalwetgeving is daarbij mijn stokpaardje. Mijn excuses als we hier even politiek worden. Het is nooit mijn bedoeling politiek te worden. Ik zou niet durven.)



Desalniettemin: er komen barstjes in mijn taalprincipialiteit, daar en dan op perron 9. In Brussel is het allemaal net iets echter dan die taaltheorie op papier. Als het erop aankomt dingen gecommuniceerd te krijgen, zou ik mogelijks mooi in een hoekje staan te koekeloeren met mijn taalprincipialiteit. Ik moet hier dringend eens een tijdje langer komen rondhangen/wonen/werken/studeren/dingen doen, om uit de praktijk te kunnen spreken.

Moest iedereen nu gewoon wat meer moeite doen om alle talen van ons land te beheersen. Iedereen drietalig! (Ik meen het.) Squirrel on a stick, ik zou ganse dagen Duits klappen. (Ik hou van Duits nog net iets meer dan van Nederlands. Halleluja naamvallen!) Hoe onvatbaar dat ik in een land woon waar sommige mensen niet eens met mekaar kunnen praten. Dat ik daar nooit écht bij stilsta.



De trein, hij arriveert, hij tuut en hij rijdt via Gand-Saint-Pierre in het Frans naar Ostende. De conducteur kan zijn West-Vlaams accent niet wegsteken wanneer hij de volgende halte aankondigt. (Let op mijn woorden, dat wordt ooit nog een vierde landstaal. Laten we niet beginnen over West-Vlaams. Mijn politiek over West-Vlaams is uit zelfbehoud een —slecht bewaard, edoch— staatsgeheim.) Drie talen op een avond. Dat kan allemaal, in een land zo groot als een schotelvod. Hoe wonderlijk toch.

marathon op orkestmuziek

$
0
0
tijd om te verkennen
op orkestmuziek
enkel een vrouw zingt
een stem van ver
bijna tastbaar
maar verleden

als je hard genoeg rent
geraak je er misschien nog—


tijd om ogen zwart te maken
haren recht te zetten
en het zwaailicht te ontsteken.


in de harde luide wind van 's nachts
rollen de tranen er vanzelf uit
tot ze leeg zijn

maar strek je hand uit
durf je hand uitstrekken
en alles waait weg

—het is nochtans de enige manier—


blijf kijken
hoe je hand van het uitstrekken verkrampt
als heen en weer schommelen voor uren
in het midden van een straat
in het midden van
ons huis op orkestmuziek
blijf kijken hoe je haar nooit inhaalt



daar achter komen
zo achter komen
hoe in uitgestrekte handen
niks meer waait wat was
dat de vrouw zingt in het verleden
dat je rent naar haar
vijf jaar geleden

Echt gebeurd

$
0
0
Gestommel in de slaapkamer van de bovenburen, die zich toevallig vlak boven de mijne bevindt. Nu, die twee maken wel vaker lawaai, maar niet van dit soort en ook niet op dit uur, welk uur dit ook moge zijn. Het is NACHT, ffs. (Dinsdagochtend, akkoord, dat ben ik gewoon. En ook zaterdagochtend. 't Is een ochtendkoppel, ziet ge.)

Het klink als een stofzuiger en er vallen dingen op de grond. Hij begint op een bepaald moment ook repetitief EY te roepen. Uit zijn stem klinkt angst, verontwaardiging, een mix van beide, misschien is dat wat ik er in wil horen, ik weet het niet goed. Het is luid genoeg om me wakker te maken. Ik kijk naar mijn wekker: half vijf. Haar hoor ik niet.

Eerste idee: we zitten met dieven. Shit. Ik heb ramen die spontaan openwaaien als het hard genoeg stormt, dus binnengeraken in mijn huis kan echt zo moeilijk niet zijn. Ik durf mijn voordeur niet opendoen om in de traphal te kijken want dan gaan de dieven al zeker binnenkomen. Op naar de living met mijn denkbeeldig pistool. Niemand te zien, enkel ik en de bibbers, massa's adrenaline en een zweetaanval.
De uitleg: bovenbuur moet stofzuigen omdat de dieven een vaas hebben omgegooid of hun schoenen niet hebben uitgedaan en de vloer is vuil. Tegelijkertijd probeert bovenbuur de dieven weg te jagen door er naar te roepen...? Bovenbuur heeft zijn prioriteiten duidelijk niet op een rij. Slechte dieven ook, superluidruchtig enal. Ik denk echt: fuck, die gaan via het balkon een verdiep zakken en mijn brakkige ramen forceren. Ik ben eraan voor de moeite. Waarom dieven zouden beginnen aan hun rooftocht op een derde verdieping in plaats van op een gelijkvloers, daar heb ik niet direct een verklaring voor. Toch is het zo.

Tweede idee: echtelijke ruzie.
De uitleg: er is een vaas gesneuveld tijdens het ruziën en bovenbuur moet dus stofzuigen. Maar waarom om half vijf 's ochtends? Wat kan er zo dringend zijn dat ze erover moeten ruziën om half vijf 's ochtends? En waarom heb ik enkel hem gehoord en niet haar? Ruziede zij dan in gebarentaal...?

Alleszins, in mijn gehaast om de vliegtuigmodus op mijn gsm af te zetten voor het geval ik iemand moet kunnen bellen (politie, mijn mama), ben ik erin geslaagd om in mijn slaapkamer, die amper groter is dan mijn bed zelf, uit mijn bed te tuimelen in een soort onelegante koprol achteruit, hoofd eerst boenk de grond op. Ik heb lichtflitsen gezien het Gents Lichtfestival waardig en er was een doffe galm in de grote leegte die mijn schedel klaarblijkelijk is. Haaaaaa, hersenschudding, welkom terug! Dat moet al zeker vijftien jaar geleden zijn, van die keer dat ik overenthousiast ben gestuikt op een glijbaan.

Even later was alles weer stil.

Ik schrijf dit neer want wtf en ook wel: stel dat ik black-outs krijg, dan staat hier de Enige Echte Overgeleverde Waarheid.
Alles is een beetje duizeliger nu. Er zit een soort druk op mijn hoofd die hopelijk vanzelf weer snel verdwijnt. Zo, dat hebben we dan ook weer gehad. Ik ga wel nooit weten wat er echt gebeurd is. Ik ga het ze sure as hell niet gaan vragen ook niet. Voor hetzelfde geld heb ik een hersenschudding omdat mijn bovenbuur zin had in stofzuigen om half vijf 's ochtends en luidop aan het meezingen was met een agressief popliedje in zijn hoofd waar het woord 'hey' in zat. Ik kan niet bevestigen dat er géén dieven waren.

Het begint en het eindigt niet

$
0
0
het begint met een gedicht
en het eindigt met een leven redden
een opeenstapeling van mini-documenten
in de zijflap van een boek

een nummer van een man wiens naam ondertussen iets vaags heeft gekregen
in een coupé vol troosteloze mensen zitten wij
laatavond op de trein
mijn dromen momentaan de zijne

een post-it met verloren boeken
liever bij mij dan de bibliotheek
en boodschappen van vorige week
die in retrospect toch niet broodnodig bleken
twee voorschriften voor apotheken die je niet kan lezen maar die beloftes maken
om levens te redden

dat is vertrouwen
dit gedicht in de zijflap van een boek
op een serviette in een treincoupé besmeurd met koffievlekken
staat het enige nummer dat je ooit kan nodig hebben
iets wat je gelooft noch kan lezen
belooft een leven te redden

man van weinig woorden

$
0
0
het ging over een man in palliatieve sedatie
met wie de meeste genodigden aan de dis
een verre familiale relatie onderhielden

"terminaal", zei één onder hen
hetgeen zou impliceren dat we dat niet per definitie allemaal zijn
door het loutere feit van onze geboorte


niemand aan tafel zei er iets van
men lepelde duchtig verder aan de bouillabaise


er was even verwarring over het feit
of de palliatief gesedeerde zich bewust was
van zijn nakend einde
de zus van de man in kwestie beweerde
dat hij morgen taart en champagne zou laten komen
en een lijst had opgesteld
aan wie een doodsbrief te bezorgen


niemand aan tafel zei dat elke dag om taart en champagne vraagt
en niet alleen de laatste


"jammer", dat was de zaak nog volgens de man die voorheen ook "terminaal" had geopperd
en klaarblijkelijk graag spaarzaam met woorden omgaat
de zus van de gesedeerde veerde op
en liet zich vervolgens terug zakken in haar stoel
ook zij geneerde zich voor alles anders dan compacte gevoelens


men dronk nog wat wijn als weg uit de malaise

















toen begon gelukkig iemand over het weer.

"betrokken", stelde de man van weinig woorden vast
en daarmee was zowat alles gezegd.

schouders naar achter, hart vooruit

$
0
0
Beste 2013,

De week tussen kerst en nieuw heb ik het traditioneel nogal lastig. Beetje lethargisch rondhangen in de zetel tot het volgende familiefeest, te veel slechte films op tv, te weinig fut om boeken te lezen, te veel boodschappen te doen tegen oudejaar, te veel tijd om na te denken, te veel verwachtingen, te veel nieuwsoverzichten, te weinig redenen om hoop te hebben, te veel redenen om hoop te hebben, te veel tegenstrijdigheden bleh. Het heet een wonder dat ik niet de hele week tranen met tuiten huil van vreugde en droefheid tegelijk. Een super feestje, eten voor een leger, een nieuw jaar en twee kleine oogjes later: een momentje introspectie op 365 dagen die we nooit nooit meer terugkrijgen.

Het is een kwestie van niet te sentimenteel te worden, de wereld gewoon te bekijken maar even niet te willen verbeteren, de warme dingen te zien en niet de onvolmaaktheden, of ook de onvolmaaktheden maar dat ok te vinden. Het is een kwestie van het terugkijken op wat kon zijn maar niet was om te buigen in een terugkijken op wat was en pot-ver-do-rie nooit beter had kunnen zijn in al zijn imperfectie.


2013 was immers fantastisch. Op de eerste rij meebrullen met Two Door Cinema Club— en nog eens — Vilnius verkennen op een regenachtig weekend — mijzelf en mijn lijf herontdekken op yogaweekend met alléén maar glimlachende mensen — spiritualiteit omarmen, een beetje met een keer — met mijn snoet in de zon liggen op het mooiste strand van België — onder Brooklyn Bridge in de file staan met mijn beste buddy— wakker worden, elke dag een nieuwe kans — de kracht der elementen voelen met een kite in de Noordzee — nieuwe mensen leren kennen, mensen met zoveel moois in zich dat ze het soms zelf niet zien — vriendschappen zien bloeien, mij verbonden voelen — de wonderbaarlijke geneugten van een perfecte soundtrack in je oren op het perfecte moment— schaterlachen, altijd maar dat schaterlachen en stom doen — lesgeven en heel misschien in de verte weten dat dat een levensplan kan zijn want je krijgt daar zo waanzinnig veel voor terug

2013 was ook minder fantastisch. Een vriendschap laten gaan, zien wegzinken in de diepte zoals Jack in Titanic terwijl ze duidelijk met twee op die plank hadden kunnen zitten — verliefd worden, voor het eerst in een paar jaar weer keihard verliefd worden, het niet eens zien aankomen, die verliefdheid 2.0 toch, minder kriebels in mijn buik dan vroeger maar des te meer waanzin in mijn hoofd, en dan mijn hart dagen aan een stuk in duizend stukken horen breken — het mooie zien in mensen, beseffen dat ik mij vergist heb maar er toch geen spijt van hebben — te veel denken aan de eindigheid van goeie dingen en mijzelf verliezen in de melancholie

Ik zou er geen moment van gemist willen hebben. Niet van de goeie dingen, niet van de slechte dingen. Ik stond met mijn twee voeten keihard in 2013 en dat is het enige wat telt. Dat is nieuw voor mij. Het voelde haast tegenmenselijk bij het eerste besef, dat alles omarmen, ongeacht vanwaar het komt en hoe het afloopt, een valide manier van proberen leven is.


Yoga heeft me dat geleerd. De kracht van geven, de kracht van aanvaarden en loslaten, de kracht van iedereen die je nauw aan het hart staat te laten weten hoe je je voelt en ook te luisteren naar anderen, de kracht van je bewust te zijn van elke ademteug die je neemt en er alles uit te halen.
Waar het mij drie jaar geleden, toen ik er pas mee begon, misschien nog voornamelijk te doen was om het fysieke aspect van de zaak, is yoga ondertussen uitgegroeid tot een soort levensfilosofie die mijn doen en denken mee vorm geeft.

Ik ga niet half zoveel naar de yogastudio als ik zou willen, en toch is het effect ervan op mijn leven diepgaand. Toen ik in mijn nieuwjaarsbrief van 2011 de bescheiden wens uitte dat we wat meer in het nu en wat minder in het later zouden gaan leven, had ik er geen idee van hoe hevig dat gevoel in 2013 zou zijn. Ik zou het wel kunnen brullen nu. Kunnen we alsjeblieft allemaal een beetje meer emoties uiten, kunnen we zeggen tegen mekaar wat er op onze levers en harten ligt zonder angst voor repercussies? Kunnen we de onzekerheid achter ons laten en schreeuwen en huilen en gieren en zingen alsof "beschaving" niet bestaat? Kunnen we niet doen alsof er een soort hoger doel is waarvoor we ons in het hier en nu moeten inhouden? Ik heb het voor het eerst écht bewust geprobeerd dit jaar. Het gevolg van leven met een soort van open hart is dat het vrij gemakkelijk vertrappeld raakt. Mijns inziens valt dat op te lossen mocht iedereen zich een beetje kwetsbaarder opstellen — einde paragraaf wegens overdosis utopische gedachten.

Wanneer ik op mijn yogamat sta met al mijn ledematen in een krul, ben ik daar en nergens anders. Het gevoel van ergens te zijn en nergens anders is verslavend. Er is werk aan de winkel, versta mij niet verkeerd. Voor elke keer dat ik een zelfopgelegd principe probeer te volgen, misluk ik er twee. Voor elke ongeveer juiste neerwaarts kijkende hond zijn er drie die compleet blokkeren. Mijn innerlijke monoloog van kritiek op de wereld en de mensen stroomt nog steeds aan volle kracht en het meest van al tegen mezelf. Maar ik weet waar naartoe als ik er even wil aan ontsnappen. Ik weet dat het kan, die paar seconden ultieme rust in mijn hoofd. Eens het nadenken begint, kan je niet meer winnen, maar leren omgaan met het verlies is wonderbaarlijk zuiverend.

Als wat yoga doet met mijn lichaam symbool kan staan voor wat het doet met mijn geest, duidt de stijfheid in mijn schouders er op dat ik dit jaar nóg meer mijn hart moet openen. Schouders naar achter, hart en longen volle bak vooruit.




Dat is ook meteen mijn wens voor de mensheid. Om alles geven wat erin zit en het leven dit jaar in te ademen zonder enige belemmering te voelen. Om af en toe stil te staan bij die adem en goed te beseffen hoe vanzelfsprekend we die vinden, en om hem te gebruiken om je een weg te banen door zowel de moeilijke momenten als de extase. Om te schreeuwen wanneer je wil, te gieren van het lachen wanneer je wil, nooit het gevoel hebben dat je iets aan het inhouden bent. Om ervoor zorgen dat de mensen die belangrijk voor je zijn te allen tijde weten hoe je je voelt. Want ze verdienen dat, en jij verdient dat ook.

Handen ter hemel werpen. Geven zonder iets terug te willen. Berusten in wat 2014 te geven heeft en dat hoe dan ook goed vinden, genoeg vinden. Het enige wat je mag nemen zoveel je wil is tijd.


De week tussen kerst en nieuw is misschien lastig, maar eens de overgang voorbij ben ik weer een en al mijn ietwat naïeve, hoopvolle, springerige zelf. Het huilen staat mij misschien nader dan het lachen wanneer ik nieuwjaarsbrieven schrijf, maar het zijn goeie tranen, en ze zijn hier en nu, ik kan ze voelen want mijn spatiebalk is een beetje nat.

Soms heb ik zoveel zin in het volgende feestje dat ik er amper de woorden voor vind.
Open harten, 2014, het is al wat ik vraag.

Domi

Pertinente vragen over The Hunger Games II

$
0
0
Disclaimer: ik heb de boeken niet gelezen.
  • Waarom gaat een meneer van in de zestig, die klinkt als een grasmaaier wanneer hij ademt, en af en toe ook rochelt, op zijn eentje naar die film kijken?
  • Waarom geeft de computer van Kinepolis mij de plek naast hem? Is het omdat ik naar de film ging met een gratis filmticket voor mijn verjaardag? Is dat uw wraak, Kinepolis, omdat ik de rest van het jaar alleen maar naar kleine cinema's ga? Bastards.
  • Bij nader inzien wist die computer dat waarschijnlijk niet. Dan nog.
  • Toen bleek ik op de foute rij te zitten want drie Polen kwamen mij met handgebaren wegjagen. Geleerd in Menen? Wat een geluk. Nu zat ik naast twee gieberende vriendinnen met een gigadoos popcorn. Vlak onder mij een koppeltje emo-tieners. Geslacht van beide personen niet afleidbaar uit klederdracht, maar hey, er was liefde. En tong, veel tong.
  • Waarom is Jennifer Lawrence zo mooi?
  • En ze heeft zo van die jurken die veranderen in andere jurken als je ermee ronddraait! Wil ik ook. Edoch mijn stylist mag de goudkleurige eyeliner thuis laten.
  • Op wat is de liefde tussen Katniss en Gale in godsnaam gebaseerd? Ze delen één kus in het begin van de film, en elke keer ze mekaar zien knuffelen ze, akkoord. Maar een reden voor die liefde? Niet aanwezig in de film. Katniss past veel beter bij Peeta.
  • Ook wel beetje vals tegenover Gale dat ze Peeta, zelfs wanneer ze niet moet, toch kust omdat ze blij is dat hij nog leeft enz. Dat zijn echte emoties! Maar euh, kind, wat wilt ge nu eigenlijk.
  • Moest ik Peeta zijn, ik zou mij niet zo laten doen. Get over the girl already.
  • Ok, moest ik Peeta zijn, ik zou mij waarschijnlijk wel zo laten doen. Bewijs is er in echte leven. We gaan daar niet over spreken. Fouten fouten.
  • Waarom zeggen niet al de gekozenen voor de Hunger Games dat ze niet meedoen? Als ze allemaal niet meedoen, is het toch opgelost? Of gaat het Capitool ze dan gewoon koudweg afmaken live op tv? Dat gaat vooral helpen om de rust te bewaren.
  • Maar ja, dat was waarschijnlijk geen optie want dan was de film na een half uur al gedaan.
  • Nog een gat in de plot is dat we van bij het begin al weten dat er geen hoofdpersonages doodgaan. Ah nee, want er komen nóg twee films.
  • Wie zijn die leiders in het Capitool?! Serieus, wtf, hoe houden die dat systeem in stand zonder dat er om de haverklap burgeroorlogen uitbreken? Hoe komt het dat het zo lang duurt eer die mensen in opstand komen?! Proficiat, de hele bevolking haat u en het hele overheidsbudget moet worden uitgegeven aan geweldadige machtshandhaving. Zeer stoer, daar haal je vast veel voldoening uit, president met grijze baard.
  • En bij uitbreiding: hoe vindt ge ooit zoveel mensen bereid om te werken voor dat systeem? Die verdienen dus ofwel keiveel geld, ofwel zijn die allemaal megadom.
  • En wat voor kleren moet die soldaten ook aandoen? Er is maar één Stig, ja, gaan we dat afspreken?
  • Oh ja, nieuwsshowpresentator die mensen ontvangt voor hij hen de dood instuurt met de glimlach op zijn gezicht, kleur anders uw wenkbrauwen in het paars, dat komt uw sérieux sowieso ten goede.
  • Waarom is de langste rij die voor de F.C. De Kampioenenfilm? Waarom, mijn god, waarom.
  • Ik ga in een grot kruipen en daar in stilte in een hoekje zitten tot er nooit meer F.C. De Kampioenendingen bestaan.
  • Ok, dat is dus voor altijd in mijn grot zitten, vermoed ik. Dag dag

Zonderlinge A., de buurman

$
0
0



Ik woon op de tweede verdieping van een flatgebouw waarvan het gelijkvloers een architectenbureau is. De uitbater van het bureau is A. A. woont in de woning aanpalend aan het flatgebouw waarin ik woon. Hij is dus mijn buurman. A., begin de veertig, heeft lange tijd bijzonder lang en dik zwart haar gehad, waar hij een jaar geleden de schaar in heeft gezet. Sindsdien ziet hij er minder, maar niettemin nog steeds ontzagwekkend, en misschien moet ik zelfs zeggen een beetje eng, uit. Ik zie hem in zijn auto de garage uitrijden wanneer hij ’s zaterdags boodschappen doet. We zetten soms tegelijkertijd onze vuilzakken buiten of ledigen ’s ochtends onze brievenbussen. Hij luistert graag en laat naar luide rockmuziek, dat kan ik horen door onze gemeenschappelijke muur. Ik stuur met graagte mijn eigen muziek terug, een stilzwijgende verstandhouding. Ik zie A. nooit veel bezoek krijgen. Wanneer ik het flatgebouw verlaat zie ik hem door de ramen achter de grootste computer van zijn architectenbureau zitten, omringd door zijn stagiairs als een prins. A. doet zijn werk vol overtuiging.

A. is tevens ijverig in de weer om alle kleine en middelgrote onderhoudsklusjes in het flatgebouw op te lossen. Hij herstelt de lamp in de gang wanneer die kapot is. Wanneer de plint afbreekt door de lompe verhuistechniek van de huurder op de eerste verdieping, lijmt hij de boel terug vast. Hij laat een reparatieploeg komen om waterschade te herstellen wanneer het binnenregent in de garages achteraan. Nu regent het niet meer binnen, en dat hebben mijn garage en fiets aan hem te danken.

Ik kan niet zeggen dat A. niet zonderling is. Doorgaans is zijn blik naar de grond gericht. Onze begroetingen bij vuilzak en brievenbus zijn wat hem betreft steeds zeer zuinig van aard, maar ze zijn er niettemin. Ja, zonderling is hij wel. Toen ik pas verhuisd was, heeft hij de lamp in de gang op mijn verdiep vervangen. Vanop zijn ladder vroeg hij me, eerder aandringerig, of ik mee wou betalen voor een poetsdienst voor de traphal. Ik ging erover nadenken en het hem laten weten. Toen ik mijn veto stelde en voorstelde dat we de trap voor dié prijs heus wel in drie konden splitsen om af en toe zelf eens te poetsen, was hij duidelijk ontevreden. Een poos later was mijn lamp opnieuw kapot en ik ben nog steeds niet zeker dat dat toeval is. Ik heb A. nooit echt vertrouwd, maar hij is een zekerheid, de prins achter zijn grote computer. Ik kan hem door middel van een briefje in zijn brievenbus om het nummer van een lokale elektricien vragen wanneer ik er een nodig heb, en de volgende dag een vriendelijk briefje terugkrijgen. De jaarlijkse inwonersvergadering vindt plaats in zijn kantoor en hij voorziet steeds glazen en water. Mijn mening over hem fluctueert van wat een vriendelijke man over doorsnee buurman, niets mis mee, naar als er iemand is die je kent, waarvan je denkt dat hij in staat is om met een geladen pistool een publieke plaats te bezoeken en in het rond te beginnen schieten, wie zou het dan zijn? A. is het allemaal.



A. is dood nu.

Mijn bovenbuurvrouw belde vanmiddag sobbend aan de deur aan met een doodsbrief in haar handen. Droger had die niet kunnen zijn. Geboren die dag op die plaats, overleden vorige woensdag in Gent. Niet ‘plots overleden’, niet ‘omringd door zijn familie overleden’, niet ‘zeer onverwacht overleden’ of ‘na een dapper gevochten strijd overleden’. Gewoon ‘overleden’. Gewoon zomaar niet meer in leven. Dat valt nu toch niet te vatten?

Het gevoel bij de dood van een buurman is bevreemdend. Ik ken de man al bij al niet bijzonder goed, maar het zorgt voor zielerust te weten dat je buurman elke dag uit zijn huis komt en naar zijn werk gaat. Het zorgt voor zielerust zijn vuilzak te zien staan en te weten dat ook hij boodschappen doet. Buurmannen zorgen voor continuïteit in een verder hectisch leven. Buurmannen, dat is er eigen aan, merk je pas écht op wanneer ze er niet meer zijn.

Bovenbuurvrouw en ik blijven vooral met vragen zitten, en met een gebrek aan continuïteit. We hebben samen thee gedronken en ons afgevraagd of we ook de dagen waarop we slechtgezind waren niet beter eens extra goeiedag hadden geknikt. Zij wou huilen en ik vraag me af of ik dat ook moet doen. Ik kende A. toch echt niet zo goed, maar nu heb ik toch een krop in de keel. Ik vind het verschrikkelijk dat ik hem ervan verdacht mijn lamp terug losgedraaid te hebben, hoewel ik niet kan bewijzen dat hij dat niét gedaan heeft. Hij had het mogelijks nog verschrikkelijker gevonden als hij had geweten dat ik dat over hem dacht. En niets van dat alles maakt nu nog een moer uit.

Eerder deze week is de tl-lamp in de lift vervaarlijk beginnen flikkeren. Onze lift is sindsdien een spookhuis van een vierkante meter. Ik had A. op het oog om dat euvel te verhelpen, maar de plek achter de computer was al de hele week leeg. Ik heb me afgevraagd waar hij was, ik heb het me echt afgevraagd.
Het ga je goed, A. Bedankt om continuïteit te zijn. Ik hoop dat ze je daarboven even hard als hier nodig hebben om dat kleine verschil te maken.

win win triple f*cking win

$
0
0
Eerste dag Venetië zit erop. Ik zit al een kwartier met mijn doortrapte voeten in een bodempje warm water. Broer kijkt naar Teen Pregnancy 2 gedubt in het Duits, want Duits is begrijpelijker dan Italiaans en er is verder niks op tv. Ouders in de kamer naast ons. We zijn allemaal samen op huwelijksreis. Dat is normaal.

(Filling you in: oudjes zijn een kwarteeuw getrouwd, hebben als jubileumcadeau de huwelijksreis naar Venetië gekregen die ze in al hun haast om baby's te maken 25 jaar geleden vergeten zijn. Broer mocht mee, en dat was nogal awkward, met drie op een kamer, dus heb ik voorgesteld om ook mee te gaan. Ik mee op reis, broer gered, ouders gered, win win triple f*cking win.)

We zijn hier wegens redenen van onbetaalbaarheid de week na Carnaval, maar wie denkt dat dat is zoals toekomen wanneer het feestje gedaan is, oh, die heeft het mis.
- er ligt nog steeds overal confetti
- door het opstijgen en landen der duiven springt ook de confetti een halve meter omhoog; dat geeft zo ongeveer een beeld van hoe het hier vorige week was, toch
- alle maskers zijn in afslag

Niemand lijkt hier echt stil te staan bij het feit dat alle straten van water gemaakt zijn. Dat is nochtans waanzinnig briljant, ik sta er echt van versteld. Die stadmarcheert als elke andere stad, terwijl, dude, iemand heeft hier alle straten ondergezet. Hoe raar is dat wel niet. Maar neen, iedereen loopt hier zijn dagdagelijkse ding te doen (behalve naar de supermarkt gaan, want er zijn geen supermarkten), met de boot en de brug in plaats van de auto en dat is normaal. We zijn vandaag ook paar keer vastgelopen in een weg die uitkwam op water. Het water staat hoog in maart.

Dit gezegd zijnde is maart het perfecte moment om Venetië te bezoeken. Het was hier nu bij momenten al druk, laat staan dat je in de zomer straten van anderhalve meter breedte moet navigeren. In een mensenzee? Neen, dank u. Ik weet ook nu al dat ik hier een arm mens ga vertrekken. Zo veel zinnige winkels heb ik nog nooit bijeen gezien. Het is belangrijk dat je de souvenirs/lederen handtassen/glasgeblazen schildpadfiguurtjes enz. koopt op het moment dat je ze ziet. Je weet immers niet zeker of je de winkel ooit nog gaat terugvinden.


Verdere vaststellingen:
- een gebouw niet uit de *tijd waarin Venetië werd gebouwd*! Hoe ze in godsnaam een 21ste-eeuwse kraan en een stalen poutrel tot hier gekregen hebben, weet niemand. Gebouw waarschijnlijk gebouwd via systeem piramiden van Gizeh. Vele doden.
- een rij openbare telefoons. Allemaal getest. Niemand aan de lijn.
- de wereld is te klein voor een broer van 1m85. Ryanairvliegtuigen, ligbaden in hotels in Venetië. Lastige dag voor de lange mens.
- eten op zijn Italiaans. Ik nam voorgerechtpasta, broer nam voorgerechtpasta, ouders namen een hoofdgerecht. We zaten vol. En te zeggen dat de Italianen eerst het een eten, vervolgens het ander, vervolgens ook nog dessert. Het wordt een zware week voor de maag. Maar zolang wat we eten op een klinker eindigt, zitten we goed.

Een gelukkige Thomas

$
0
0
Zo nu en dan voel ik mij al eens echt volwassen. Wanneer ik het einde van de monsterachtige steeds sluimerende to do-lijst in mijn hoofd zie — dat gebeurt zelden, maar het gebeurt— schiet ik nog een paar versnellingen hoger om het hele ding af te werken en voor een paar minuten —tot er zich onvermijdelijk weer een nieuw item aandient— te voelen hoe complete controle voelt. In die paar minuten steekt een mens dan zijn kin omhoog naar de zon want is het al opgevallen dat de lente in het land is? De lente en de smog in het land is? De lente en de smog en de koppigheid van mensen om te veranderen?

Ik belde mijn energieleverancier op om te vragen waar mijn wettelijk gegarandeerde (en met mijn eigen belastinggeld gefinancierde) "gratis elektriciteit" stond op de afrekeningsfactuur. Ze stond er niet op en de mevrouw van de helpdesk ging het doorgeven aan de facturatiedienst. Tot de facturatiedienst zijn werk goed doet, ligt het niet meer in mijn handen en is mijn werk gedaan. Of ik tevreden was van de hulp die ze had geboden, vroeg de mevrouw nog. Jazeker, zei ik. Sinds ik eens gebeld heb met de helpdesk van PayPal en een Hollander mijn schijnbaar onoplosbaar probleem in tien minuten voor me oploste, geloof ik opnieuw in helpdesks. Dat een robotstem van de energieleverancier eerst drie minuten lang polste naar mijn bereidheid om mee te werken aan het tevredenheidsonderzoek over de diensten van de helpdesk, moest ik er maar bijnemen, dat was niet de mevrouw haar schuld. Mevrouw, u heeft zelfs mijn huisnummer aangepast —dat stond fout op de factuur, maar facturen hebben manieren om toch terecht te komen, helaas— en normaal moest ik voor adreswijzigingen op een andere knop duwen dan voor facturatie. Dus ja mevrouw, ik ben bijzonder tevreden en u hoeft niet bang te zijn dat ik de oorzaak van uw ontslag zal worden. Wil ik meewerken aan het tevredenheidsonderzoek? Misschien moeten we dit mooie moment niet pushen.

Ik vroeg iemand om te stoppen met vragen te stellen over een onderwerp waar ik niet wou over spreken. Omstaanders waren in de war dat ik niet gewoon een pseudo-vriendelijk antwoord gaf. Ik zie niet in waarom ik zou moeten praten over iets waarover ik niet wil praten. Niemand is verplicht bekentenissen af te leggen die tegen hem- of haarzelf kunnen gebruikt worden. Ga weg, ik ben volwassen en zal niet tolereren dat uw vraag als een duif op mijn hoofd komt schijten.

Na de winter die geen winter was —en dat was te zien op mijn gasfactuur— komt een tijd voor lentekuis. Dat betekent concreet voornemen om serieus te werken want lentekuis is eigenlijk niet zo belangrijk, dan uitslapen en anderhalf uur naar podcasts luisteren met Lena Dunham. Wie niet geobsedeerd is door Lena Dunham, is mis. Ik ben geïnteresseerd in elke feministische scheet die Lena Dunham laat. Ik wou dat ik even zelfverzekerd met mijn borsten op tv zou komen. Ik heb enkel mijn okselhaar als stil protest, verstopt in een fleecetrui.

Lentekuis is wel wc-reiniger in de wc doen, drie items weggooien uit de kleerkast en beloven een hele week niets nieuws te kopen ter vervanging, en een poging ondernemen om radijzen te kweken, binnen nog, want buiten mag het volgens de zaaigids pas vanaf april. Lentekuis is een huis volkliederen met potgrond en vloeibare meststof.

Net wanneer ik met mijn handen de potgrond induik, gaat de bel. Ik neem met mijn ellebogen de hoorn van de haak. Het is een gelovige Thomas, die ik niet persoonlijk ken, maar die mij graag wil komen vertellen over het belang van de Bijbel in ons dagelijks leven. Ik zeg hem dat ik niet in God geloof. Hij vraagt mij of hij een foldertje in mijn bus mag stoppen en ik zeg "Thomas, ik kan niet beloven dat ik het ga lezen, maar als jou dat gelukkig maakt, mag jij een foldertje in mijn bus stoppen". Een uur later haal ik het foldertje uit mijn bus. Het gaat meteen de vuilbak in, maar ergens vele straten verder is er nu een gelukkige Thomas.

Een gedicht om te huilen op zondag

$
0
0

 

Bygones — Marina Keegan

 

I had a dream the other night that I was checking my email.
That dream sucks.


And woke to woes of seniors writing
love songs for tomorrow and
Tomorrow and the melodies
That flirt us forward, whispering
the next thing and the next thing
and – so we beat on
birds flocking south until we
circle round and realize maybe
maybe all that running wasn’t worth it.

Maybe we should build a cabin.
Or teach high school.
Or use our hands.
My palms are smooth as words –
Weak with fashion and double spaces.

I want everyone else’s club and job and class
The grass I sleep in always browner than
Than that around erasing dreams
To sit and breathe because you
Only bank for two years then it’s over
And twenty two is nothing new
It’s just another chance to build
For when we’re twenty three
And twenty four
And time begins to sell for more than
Any 9 a.m. to never.

We’re not stuck.
That’s the thing, we’re not stuck.
We owe no one our nothings.

Yale will be what it was,
Gothic dreams of lucky, of amazing
Not a staircase or corner office contract.

At home, I walk in forest fields,
Orange light and dry trees,
Becoming slowly sleepy,
And disgusted with my vintage shoes
And the thinness of my skinny pants,
my florals laughed at by the flowers,
whispering, hip. Whispering, there’s no
sidewalk that cares.

But let me tell you, I look cool at parties
And success sufficient to make men fall in love
As we smoke again and open wines
And text to leave because the here is never
Good and I heard that thing on Chapel was fun, well do you wanna leave soon?
Who’s there
Do you wanna leave soon?

I want to bake my blackberry into blackberry pancakes
And live wire-less,
With a husband who runs in the mornings
And lots of books
And a baby who I raise…
To be anything – or nothing
Because that’s okay too.

Because working in a bookstore and having babies
And nothing and being in love is okay too.
Ambition is a choice.
Ambition is a race we chose to run
So we could get here so we could
I don’t know so we could save poor
People or invent something or be in charge.

Last winter I slept in word counts
Face pressed to table tops until the
Snow came and the sun rose
And a man came in to vacuum the floor.

And I’d be tired.
Not just sleepy, but tired.
Tired until all I wanted to do was put on something
Acoustic and romantic and vacuum castle floors.

Why do I feel like I can’t do that?

I’m not sure anymore if I want
To schedule meals and be late
And delegate because that’s what
Good leaders do.

And I’m tired of justifying with tomorrow’s bliss, because
Yesterday’s tomorrow is today and
Someday the sun is going to die
And then the human race will end and
I’ll still be texting to see if that other party’s better.

Do you wanna leave soon?
No, I want enough time to be in love
with everything.

We’re too smart to sell our time
For cocktail moments of
This is what I’ve done
And summers lost for
Three lines on a document
That can’t contain the time
We got high on pancakes
And built a snow fort.

We’re not that young.
We’ve always been young
But now we’re not that young.

And the world is so beautiful.

And this is what we’ve got, you know? This is what we’ve got and we’ll just keep flirting forward, shrinking fonts and grays in love songs to future companies who may decide they want us on their team.

The middle of the universe is here, is tonight,
And everything behind is a sunk cost
Lost in our oceans and our oceans are deep.

So I went to Yale.
So I got good grades.
So we beat on
birds flocking south until we
circle round and realize maybe
maybe all that running wasn’t worth it.

Or the snow comes, and the sun rises, and the vacuum starts,
And I cry because everything is so beautiful and so short.

#WijOverdrijvenNiet

$
0
0

Het internet wemelt sinds gisteren van de misnoegde Vlaamse vrouwen, en meer dan terecht. Ik twijfel of ik dit stukje zou moeten schrijven. Of er niet al genoeg is. Wat de reacties gaan zijn. Of ik mijzelf niet te veel bloot geef. Letterlijk, figuurlijk, of deel van dit alles niet ook steeds een beetje mijn. eigen. fout. moet zijn geweest en ik daardoor mijn recht op spreken verlies. Fuck it, we hashtaggen samen. Mijn Kleine Blogpost voor het Grote Dossier.

Over die keer dat ik met een vriendin in Lissabon was en een kerel zich stond af te trekken achter een boom verderop, zijn ogen strak op ons gericht, zullen we het niet hebben. Dat bouwvakkers fluiten, is een normaliteit. Sterker zelfs, als ze het niet doen, vraag je je af of je er vandaag misschien slecht uitziet. Als niemand naar je borsten kijkt in de Brusselse metro, kijk je er zelf naar, want ze zitten vast verkeerd. Ik kan het haast niet luidop zeggen zonder in een hysterische lachbui te schieten, dat zulk gedrag eigenlijk niet hoort, meen je dat nu, dat je dat niet normaal vindt, zo'n dingen — zó normaal is het. Het is deel van het spel. Het is de biologie, mevrouw, niets aan te doen, mevrouw, u kijkt toch ook af en toe naar mannenkonten. Maar ik fluit niet. En mijn ogen staan niet in aanvalsmodus. En ik hou mijn handen thuis.

Zeg nu zelf. We hebben het hier toch niet slecht, zeker! We leven nog in het _air quote_ goede deel van de wereld! In India word je verkracht én gedood! Ik zie vrouwen verhalen hashtaggen over onveilige straten, over mannelijke boertigheid op feestjes en op niet-feestjes. Ik hoor verhalen waar ik stijf van achterover val —hoe weinig respect onbekenden voor je kunnen hebben, hoezeer je geacht wordt de speelbal van een ander te zijn, hoe weinig rechten je kan laten gelden op het enige wat je hebt, jezelf — en ik walg ervan. Ik walg eveneens van mijn onvermogen om er iets structureels aan te doen, behalve en masse de crap uit het internet blijven hashtaggen, mannen er duidelijk op aanspreken, gekwetste emoties erop en eraan desnoods want dat een vrouw überhaupt iets terug zegt, is waarschijnlijk al een fenomeen op zich, en af en toe een goeie kniestoot waar gepast mag wat mij betreft ook.

De zwaarste klappen komen echter vaak vanuit bekende hoek. Mannen waar je bewust mee omgaat, mannen waar je iets in ziet, mannen die je (zeggen dat ze je) vriend zijn. Tot ze je de grond inrammen en je in een hoekje dumpen. Het is een apart soort pijn, de pijn van vertrouwen verliezen in mensen die je het net volledig had gegeven. Beseffen dat er beesten van mannen zijn, vlakbij, zonder dat je het doorhad. Merken dat respect voor jezelf opeisen niet alleen niet evident is in het grote plaatje, maar zelfs. niet. in. het. kleine. Dat mannen zelfs in het kleine plaatje, dat deeltje van de wereld waar je dacht enigszins de touwtjes in handen te hebben, je fysieke en morele integriteit kunnen vermorzelen, eens draaien met hun hielen en terug weg zijn, alsof je dat maar was, een opgebrande sigarettenpeuk met twee borsten en een foef.

Ik ben een onschuldige tiener en blijf slapen bij mijn vriendje. Mijn geest ziet mijn lichaam vanaf het plafond een uit de hand gelopen ravotsessie ondergaan. Hij lijkt wel de pedalen kwijt, ik heb alleen nog mijn kleren aan om mij te beschermen. Drie minuten later is het voorbij, maar dan moeten de tranen nog komen. Ik zeg tegen mijn ouders dat ik dat vriendje niet meer hoef te zien, maar kan niet uitleggen waarom want ik kan niet eens vatten wat er is gebeurd.

De ochtend na een nacht waarin mijn nee's meermaals werden genegeerd hoor ik de kerel in kwestie stoefen tegen zijn vrienden. Later die dag gooit hij mij een briefje van twintig euro toe terwijl een hele groep mensen toekijkt. Hij wordt boos wanneer ik weiger het terug te geven. Het was tenslotte allemaal maar om te lachen. Hahahaha.

Een vriend zet mij na een avondje uit thuis af. Ik nodig hem uit voor een slaapmutsje binnen, maar hij gaat liever direct naar huis, want hij zit "in de friendzone dus er gaat toch niets gebeuren".

Ik kijk met een kerel waarmee ik iets heb naar een film op tv. Na afloop wil ik graag gaan slapen, alleen vandaag, in mijn eigen bed. Hij is gepikeerd, hij zegt dat ik hem dan maar niet had moeten uitnodigen.

Ik zeg nee, ik wil geen seks met u. Hij lijkt mij niet te horen en blijft trekken aan mijn onderbroek. Ik herhaal, ik roep, en ik probeer hem met alle kracht van mij af te duwen. Stoppen doet hij pas wanneer ik meermaals het woord 'verkrachter' uitspreek — dat lijkt hem te choqueren. En te weten dat ik verliefd was op hem.

Ik voel mij geen slachtoffer, mijn god nee. Met heel luid nee roepen ben ik er vanaf gekomen, en nee roepen kan je maar beter vroeg dan laat leren. Met mij gaat alles prima, alsof iemand daar überhaupt om vroeg, en met de meeste andere hashtagvrouwen hopelijk ook. En ik hoop dat zij met wie niet alles prima gaat de steun durven vragen en krijgen die ze nodig hebben. Ze zien hopelijk meer dan ooit dat ze niet alleen zijn en dat vrouwen een soort zijn, sterk, en als het moet één bende tegen al wie slecht is. Heck, zelfs de goedaardige mannen zélf springen in de bres voor ons.

De dikke nullen uit bovenstaande verhalen zijn geen deel van mijn leven meer en ik heb ondertussen een bullshitmeter met exact die stand: NUL. Het precieze moment waarop ik een hint ruik van man die denkt dat hij ook maar het. minste. recht. kan laten gelden op mijn lichaam en mijn hoofd: buiten ermee. Niemand beslist wat er gebeurt met mijn gedachten. Niemand beslist wat er gebeurt met mijn lijf. Dat is geen mantra, geen schild dat ik kan optrekken wanneer ik over straat loop elke dag, maar het is er sure as hell één dat ik kan toepassen in mijn persoonlijke omgang met mensen. De minste twijfel over iemands respect voor mij, en ik ben weg, zonder nog één keer om te kijken.

Het is zo erg dat ik uit vrees van wat ik weet dat ze kúnnen doen, mannen vaak niet meer de kans geef om het tegendeel te bewijzen. Hoe vaak speelt mijn hoofd de plaat niet af dat ik er hoe dan ook wel zelf voor iets zal tussenzitten, dat het niet anders kán of ik heb sommige incidenten zelf uitgelokt, ik had mijn haar maar niet moeten knippen, geen mascara moeten aandoen en al zeker niet dat rokje, ik had maar niet moeten zeggen dat, ik had maar niet over mijn lippen moeten likken, ik had maar niet ja moeten zeggen op de invitatie, ik had maar geen blogposts moeten schrijven over al die enge verhalen van mij, ik had maar mijn mond moeten houden en glimlachen, ik moet maar niet zagen, ik heb het niet slecht, ik kan beter zwijgen. Maar dat het feit dat ik misschien een vrouw word die liever anticipeert op het slechtste en liever de boel de boel dan maar laat en bij momenten zelfs niet meer probéért, mijn eigen fout is, daar krijgt zelfs dié plaat mij niet van overtuigd.

Uiteraard zijn er ook goeie mannen, ui-te-ráárd. De tweets en de blogposts gonzen van disclaimers van die aard. En ze blijven meer dan onderbelicht, de goeie. Het is enigszins jammer dat de spotlights niet op hen staan maar op hun tegenpolen. Ze weten wie ze zijn, de goeie, en ik zie hen graag<3. Maar eerlijk gezegd, tussen mijn eigen verhalen en de honderden anderen die ik lees, ontbreekt het mij tegenwoordig aan goesting om te triëren.

Dus de volgende keer dat mijn moeder vraagt hoe dat zit met die mannen, vertel ik haar met fierheid dat ik mijn zelfrespect bewaak. Dat alles in de frigo staat tot er weer een evenwicht is dat op een evenwicht trekt, in de grote en in de kleine plaatjes. En dat de mannen dat als groep in hun geheel aan die paar klootzakken in het bijzonder te danken hebben, mama, en dat ik voorlopig ook niet weet wat ik daaraan kan doen.

bericht aan de buren

$
0
0
passief-agressieve nota, opgesteld
voor het geval de politie aan mijn deur belt



—aan de buren die zich aangesproken voelen—

u vindt het lastig wonen boven en onder verdieping twee
waar een vrouw
grote liefhebster is
van de betere indie-elpee

u belde de politie wel niet toen ik mij waagde aan Killer Queen
en doorgaans ligt mijn repertoire een octaaf of tien lager

u ventileert dat ik zing van bij de ochtenstond
u beweert dat mijn gezang gonst doorheen vloer en plafond
u kan dat beweren maar ik wéét dat niet — ik hoor ú alleszins nooit zingen
misschien zingt u nooit
misschien staat u mistroostig in het leven
misschien heeft u verdriet

ik hoor u wel alles geven
om 3 uur 's nachts wanneer u ruziet met uw "schat zonder weerga"
uw gegil mij uit mijn bed doet vallen
en ik met een hersenschudding opsta

ik hoor u en ik voél u, schatties
veroorzaken mijn rendities vergelijkbare medische urgenties?

alles gaat z'n normale gang
om 7 u 's ochtends wanneer u ruziet met uw tienerdochter
die ook vandaag niet naar school wil
die nooit naar school wil
die haar zus haat
en omdat dat dingen oplost
met de deur slaat
slaat slaat met die deur

davert het gebouw ook op zijn grondvesten
wanneer ik Blur brul in E mineur?

tegen zoveel terreur is enkel muziek opgewassen
schijven, luid, die huiselijk geweld overklassen

dus u belt wie u moet bellen
de flikken, de honderd, stuur ze naar bus C
wanneer ik dit verhaal vertel, zingt iedereen met míj mee



—en mocht mijn plan niet werken, dan, beste agent—

me dunkt dat u op het foute verdiep bent
Viewing all 57 articles
Browse latest View live