Mijn bloedschuld aan de mensheid (een zakje of vier, vijf) is na die kritieke zomer van 2009 onderhand wel vereffend. Nu geef ik gewoon bloed
- om credit op te bouwen voor de volgende keer dat mijn leven ervan afhangt
- omdat er bloed- en plasmatekorten zijn, en geen kleine
- omdat ik een steengoed mens ben
en dan nog liever plasma
- omdat dat langer duurt
- en er geen betere plek is om een uurtje te cocoonen dan geketend aan een plasmacentrifuge in het bloedtransfusiecentrum. Ik meen het, het is daar gezellig. You should try it some time, jij gezonde persoon daar tussen de 18 en pensioenleeftijd.
Welke arm? Links. Waar ik wil zitten? Op een plekje vanwaar ik die verdomde plafond-tv niet hoef te zien. Ik kom om te cocoonen en Het Journaal interesseert mij niet. Het Weer nog veel minder. (Ik slaag er voorwaar niet in om ook maar enige informatie te puren uit een weerbericht. Ik hoor dat, ik vergeet dat. Soms vraag ik aan mensen wat voor weer het gaat zijn. Meestal word ik nat en/of vergeet ik mijn zonnebril en/of handschoenen.)
Naald steken, boek erbij, oortjes in, en niemand kan mij nog wat maken. Ik lees Borderline Times van Dirk De Wachter want je weet wel, men moet dat gelezen hebben. En ook omdat ik nu eindelijk wel eens wil weten of het aan mijn hoofd ligt of aan de maatschappij waarin dat hoofd moet functioneren. Over halfweg ben ik alvast van de idee verlost dat er wat mis is met mij. (Wij twintigers hebben standaard existentiële crisissen. En dat is niet terecht. Of wacht, toch wel. Of niet. Of wel. Crash.)
Ik lees over de toename van geweld in al zijn soorten, ik lees over hoe we blijkbaar met z'n allen de pedalen kwijt zijn. Ik probeer kritisch te blijven voor de beschrijving van fenomenen die slechts rakelings deel uitmaken van mijn leefwereld, mijn cocon.
Het is in de plasmastoel, tussen de Cecemels en de Lotuskoeken en de emmers medisch afval, dat het mij binnenvalt dat we ook maar proberen een coconnetje te bouwen. Maakt niet uit waar. Maakt niet uit wat de randomstandigheden zijn. Een plek vol warmte, met mensen en spullen en bezigheden die reflecteren wie wij zijn, die het beste in ons bovenhalen en waarin we ons thuis en goed voelen. We bouwen het tussen het puin van iedereen die ons daar ooit in voorging en we bouwen het mooi.
Simpel is het nochtans niet. Ik ben meer bezig alle gaten in mijn cocondak te dichten dan dat ik, coconceptiongewijs, tijd heb om in mijn grote bubbel van een leven in mijn cocon van een Egg Chair te zitten en iets gezelligs te doen, weet ik veel, een trui te breien. Het hele spel staat permanent op instorten, maar blijven plamuren zullen we.
Het contrast was nogal groot, tussen het boek dat ik las en de ruimte waarin, tussen de warmte van het moment daar en dan, en de ijzige baxtervloeistof die druppelgewijs 650 ml plasma in mijn aders verving. De cocon van een bloedtransfusiecentrum is perfect als je enkel die warmte meeneemt naar huis. Mensen stralen er. You should try it some time.
- om credit op te bouwen voor de volgende keer dat mijn leven ervan afhangt
- omdat er bloed- en plasmatekorten zijn, en geen kleine
- omdat ik een steengoed mens ben
en dan nog liever plasma
- omdat dat langer duurt
- en er geen betere plek is om een uurtje te cocoonen dan geketend aan een plasmacentrifuge in het bloedtransfusiecentrum. Ik meen het, het is daar gezellig. You should try it some time, jij gezonde persoon daar tussen de 18 en pensioenleeftijd.
Welke arm? Links. Waar ik wil zitten? Op een plekje vanwaar ik die verdomde plafond-tv niet hoef te zien. Ik kom om te cocoonen en Het Journaal interesseert mij niet. Het Weer nog veel minder. (Ik slaag er voorwaar niet in om ook maar enige informatie te puren uit een weerbericht. Ik hoor dat, ik vergeet dat. Soms vraag ik aan mensen wat voor weer het gaat zijn. Meestal word ik nat en/of vergeet ik mijn zonnebril en/of handschoenen.)
Naald steken, boek erbij, oortjes in, en niemand kan mij nog wat maken. Ik lees Borderline Times van Dirk De Wachter want je weet wel, men moet dat gelezen hebben. En ook omdat ik nu eindelijk wel eens wil weten of het aan mijn hoofd ligt of aan de maatschappij waarin dat hoofd moet functioneren. Over halfweg ben ik alvast van de idee verlost dat er wat mis is met mij. (Wij twintigers hebben standaard existentiële crisissen. En dat is niet terecht. Of wacht, toch wel. Of niet. Of wel. Crash.)
Ik lees over de toename van geweld in al zijn soorten, ik lees over hoe we blijkbaar met z'n allen de pedalen kwijt zijn. Ik probeer kritisch te blijven voor de beschrijving van fenomenen die slechts rakelings deel uitmaken van mijn leefwereld, mijn cocon.
Het is in de plasmastoel, tussen de Cecemels en de Lotuskoeken en de emmers medisch afval, dat het mij binnenvalt dat we ook maar proberen een coconnetje te bouwen. Maakt niet uit waar. Maakt niet uit wat de randomstandigheden zijn. Een plek vol warmte, met mensen en spullen en bezigheden die reflecteren wie wij zijn, die het beste in ons bovenhalen en waarin we ons thuis en goed voelen. We bouwen het tussen het puin van iedereen die ons daar ooit in voorging en we bouwen het mooi.
Simpel is het nochtans niet. Ik ben meer bezig alle gaten in mijn cocondak te dichten dan dat ik, coconceptiongewijs, tijd heb om in mijn grote bubbel van een leven in mijn cocon van een Egg Chair te zitten en iets gezelligs te doen, weet ik veel, een trui te breien. Het hele spel staat permanent op instorten, maar blijven plamuren zullen we.
Het contrast was nogal groot, tussen het boek dat ik las en de ruimte waarin, tussen de warmte van het moment daar en dan, en de ijzige baxtervloeistof die druppelgewijs 650 ml plasma in mijn aders verving. De cocon van een bloedtransfusiecentrum is perfect als je enkel die warmte meeneemt naar huis. Mensen stralen er. You should try it some time.